Heemkundevereniging Den Hogert
Gemonde


Oud Nieuws

Via de site www.delpher.nl kan een groot aantal historische kranten, tijdschriften en boeken worden ingezien. Zoeken op "Gemonde" levert interessante informatie op over de geschiedenis van ons dorp.

Wij zullen op deze site regelmatig opvallende kranten­berichten publiceren. Hierbij alvast een voorproefje: onder andere een artikel in De Tijd van 4 juli 1898 over de Gemondse jeugd, die toen ook al niet wilde deugen en een uitgebreid artikel in De Grondwet van 30 augustus 1887 over een zonderlinge maaltijd, die vroeger jaarlijks werd gehouden in de Grote Wielsche Hoeve.

Een zonderlinge maaltijd

Een groote kamer op een Noordbrabantsche land­hoeve was vol boeren, van welke eenigen hunne penningen aan St. Maarten's cijnsontvanger uittelden, terwijl de overigen babbelende en rookende rond­woelden. In den nog grooteren stal werd tusschen de paarden en de koeien een maaltijd aangericht van groenten en vleesch, witte boonen met krenten en rijstebrij, bier en brood, boter en kaas. De boeren namen plaats aan den disch, maar - in allerlei zonderlinge houdingen. De paarden waren in den stal aan de eene, en de koeien aan de andere zijde geplaatst. Een der boeren zat achter eene koe met den staart van het dier om zijnen hals, en genoot in die gestalte zijn maal. Een tweede zat als Job, op een aschhoop, had een grooten hond naast zich en at als een hongerige wolf. Een derde zat, als een levendige voorstelling van het spreekwoord: Wat baat er kaars en bril, als de uil niet zien wil. met een bril op zijn neus tusschen twee brandende kaarsen, en als hij riep, dat hij nog niet zien kon, dan mocht hij den wand of muur van den stal uitslaan, om meer licht te zoeken. In welke potsierlijke houdingen de anderen zaten, melden de berichten niet; maar wel dat de boeren den ganschen nacht door tot in den morgenstond volhielden en doorgaans met een vechtpartij eindigden.

Dit was 't St. Maartens-cijnsmaal op de Groote Wielsche hoeve te Gemonde in de Meierij van 's-Hertogenbosch, zooals het sedert onheugelijken tijd tot in het begin dezer eeuw jaarlijksch is gecelebreerd overeenkomstig de aloude instelling. De deelnemers aan dezen maaltijd waren de cijnsplichtigen of chijns-gelders en 't was de heer van St.-Michielsgestel, die hun dit onthaal gaf.

Nieuwe Tilburgsche CourantDat nu die heer aan zijn boeren, nadat zij hunne penningen geofferd hadden, een maal gaf, is niets vreemds maar oud-Vaderlandsche gewoonte: bij elke gelegenheid, die menschen bijeenbracht, moest gegeten en gedronken worden, - in kerken en op stadhuizen zelfs; en wie geld kwam brengen, was steeds welkom, en geen welkom zonder onthaal. Maar 't vreemde van de zaak is het gekkenspel, dat er bij vertoond werd. Denkelijk is een der oudere heeren van St.-Michielsgestel een snaaksche grappenmaker en lid van een narregild geweest, en heeft hij aan dat cijnsmaal, om de vroolijkheid te bevorderen, het karakter van een narrefeest gegeven. Zoo iets viel wel in der boeren smaak, en 't werd jaarlijks herhaald: het volgend geslacht deed het zijnen vaderen na, en zoo werd het oud gebruik. Velen wisten niet beter, of dit cijnsmaal was van 't begin der wereld af zoo gehouden; anderen verzekerden, dat St. Maarten zelf 't had ingesteld; maar hierin kwamen allen overeen dat het heiligschennis zijn zou, het af te schaffen.

Zoo dacht er zelfs nog ten jare 1803 de administratie der domeinen over, want toen de genoemde landhoeve "van wegens den Lande" publiek verkocht werd, hield wel deze administratie der cijnsen aan zich, maar lei den koopers - met namen: Jacob Meurs te St.-Michielsgestel en Gerardus Sterk te 's-Hertogenbosch - de verplichting op, het cijnsmaal jaarlijks in den stal aan te richten overeenkomstig de aloude instelling, waarvoor hun eene vergoeding van dertien gulden uit de domeinkas zou verstrekt worden. Nu beliep de geheele opgebrachte som der St. Maartencijnsen te dien tijde slechts 15 gulden, - omdat vele cijnsen afgekocht, en de meeste overigen op het St.-Michielscijnsboek overgeschreven waren - zoodat het voordeel voor 's lands schatkist de som van twee gulden bedroeg!

Rotterdamsch Nieuwsblad.
27 sept. 1910


Een vader te Gemonde (Noord-Brabant) gaf de geboorte van zijn twee-en-twintigste kind aan; 11 werden geboren in het eerste huwelijk en 11 in het laatste.
't Is voor beide ouders te hopen, dat vader niet tot een 3e huwelijk behoeft te besluiten!

Daarentegen zagen Meurs en Sterk reeds bij het eerste cijnsmaal, dat zij gaven, op den 11den November 1804 "met de uiterste verbazing" dat zij er een goede duit bij moesten leggen, omdat ook de afkoopers en overgeschrevenen hun oud recht op het maal staande hielden, en mee kwamen eten, zoodat er wel vijftig gasten waren, die "geconsidereerd de holle graagte van die grove huislieden," vrijwat meer verslonden dan met dertien gulden betaald kon worden. 't Was dan ook natuurlijk, dat Meurs en Sterk, toen St. Maarten in 1805 terugkwam, bedankten voor de tweede proef een geen maal aanrichtten, maar tegen de boeren zeiden: Daar heb je de dertien gulden, maak j'er vroolijk mee. Maar hier bedankten de boeren voor, en zeiden, dat zij, zoolang zij cijns betaalden, ook recht op het cijnsmaal hadden. 't Gevolg was dat Meurs en Sterk in December 1805 een request indienden, om van dien last ontslagen te worden en 't slot - dat de Staat de St. Maartenscijns vernietigde, en dus ook het cijnsmaal verviel.